maandag 9 februari 2009

Not in my frontyard

Doink. Een doffe dreun tegen het raam en een achtergebleven donsveertje verraden de vergissing van een vogel. Dacht zeker dat-ie hier naar binnen kon vliegen. Raar trouwens, want als er ergens in deze straat ramen gewassen moeten worden, dan is het hier wel.

Toch maar even kijken. k Ben niet zo’n held, en al helemaal niet als het om fladderende of springende beesten gaat. Inloop-volières in dierentuinen laat ik bijvoorbeeld graag links liggen. Maar ja, David staat al met zijn neus tegen het raam gedrukt.

Wat was dat mama?, vraagt hij nieuwsgierig. Ik kijk met hem mee. Ach gossie, een jong musje ligt versufd tussen de blaadjes. Met vereende krachten probeert hij weer op de been vleugel te komen. Dat gaat niet helemaal lekker. Vast een hersenschudding ofzo. Ik moet m maar even laten zitten waar die zit. Misschien vliegt-ie zo weer weg, bedenk hoop ik. En we pakken de draad van het voorleesverhaal weer op.

Een klein uurtje later tuur ik weer de tuin in. Hij zit er nog. Op precies dezelfde plek.
Lichte paniek maakt zich van mij meester. Wat nu? Oppakken? En dan zeker in een doosje doen? Ik word al helemaal eng van het idee.
Maar ja, t kan toch niet zo zijn dat een vogel in mijn voortuin het loodje legt? Of nog erger, voor de ogen van mijn bloedje wordt verorberd door een van die kutkatten die stiekem door mijn tuin sluipen en heel vies poepen?

David volgt ondertussen nauwgezet het wel en wee van de vogel. Ik moet voorkomen dat ik mijn vogel-fobie overbreng op mijn kind, bedenk ik. Stoer zijn dan maar? Een telefoontje naar huisgenoot E. brengt uitkomst: de dierenambulance bellen. Zouden die voor zo’n musje uitrukken?

Een vriendelijke mevrouw aan de andere kant van de lijn vraagt of ik even naar de vogel toe wil lopen. Toe maar, u weet wel aan wie het vraagt zeg. Met klotsende oksels stap ik naar buiten. Mama gaat even naar de zieke vogel kijken, zeg ik semi-heldhaftig tegen David. Ik nader de vogel voorzichtig. Damn, hij blijft gewoon zitten. We kijken elkaar even angstig aan.

Of ik de vogel toch maar wil pakken, vraagt de vriendelijke stem. Hyperventilerend bij het idee dat er misschien toch niets anders op zit, draai ik mij om naar David. Die heeft zich inmiddels belangstellend in de deuropening geposteerd.

Wapper wapper, doet mijn rode open jas. Fladder fladder, doet nu ook de mus. Die heeft vast bedacht dat-ie niet door dat rare mens opgepakt wil worden. Right choice, zeg ik je.
Ooh, daar gaat-ie, piep ik opgelucht in de telefoon. Ja, dat gebeurt heel vaak, zegt de mevrouw opgewekt. Het komt vast weer goed met m.
Ik hoop het maar. Want zielige vogels, please not in my frontyard.

3 opmerkingen:

Linda zei

Als vrijwilligster op de dierenambulance ben ik natuurlijk een onwijze held met vogels (not)... ja, als ze niet meer leven of zo gewond zijn dat ze niet meer fladderen.
Ik rij gelukkig altijd met iemand die onwijs veel ervaring heeft met vogels en laat de vogels (ook die grote ... ganzen / zwanen enzo) aan haar over.

Tot ik ooit een roodborstje in m´n eigen woonkamer had.

Tip van de dag: zet er een doosje overheen of gooi er van een afstandje een handdoekje overheen. Dan kunnen ze niet meer weg en komt de dierenambulance ze ophalen (althans, in Amsterdam wel).
Of in mijn geval: met handdoekje fladderen ze niet meer, dus voorzichtig opgepakt en buiten gezet (nadat ik eerst de honden weg moest duwen want die vonden het reuze interessant).

MaMarije zei

Huuh, zelfs een doosje er overheen zetten, lijkt me vreselijk eng... Echt, k ben n enorme theemuts op dat gebied. Maar: als ik m had 'gevangen' dan waren ze wel langsgekomen. Dat dan weer wel.

NOVY zei

Hihi, wel leuk. Ik zag je gewoon staan, naast die vogel. Fijn hoor, dat ie wegvloog :).
Ik heb ook een vogelverhaal. En dat is, nu ik er zo over nadenk, best leuk blogmateriaal. Dus dat lees je vast nog ns.